Het is niet zo vreemd dat de moderne politicus wel eens publiekelijk uit zijn kruis scheurt. De spagaat waarin hij verkeert rekt hen haast onherstelbaar uiteen. Enerzijds de welhaast totale imago-controle in een tijdperk van ongekende media-aandacht waarin elke misstap tot in de eeuwigheid wordt herhaalt en uitgemolken. Anderzijds de eis van het publiek niet tegenover een robot, maar één-van-ons te staan. Er zijn volgens humor-professor aan Harvard, Leo Damrosch (The New Republic), maar weinig presidenten die controle met being-the-regular-guy konden combineren: Kennedy en, bovenal, Reagan (door Gore Vidal our acting president genoemd) lukten dat wel – door hun gevoel voor humor.
Reagan, aangevallen door Walter Mondale vanwege zijn hoge leeftijd en zijn slechte conditie (volgens stafleden zou Reagan na elke bijeenkomst een uiltje moeten knappen om bij te komen), antwoordde op een vraag over zijn gestel: ‘(…) I will not make age an issue in this campaign. I am not going to exploit for political purposes my opponent’s youth and inexperience.’ En veegde het onderwerp vakkundig onder tafel. Zonder er overigens daadwerkelijk op in te zijn gegaan.
Humor maakt menselijk – het verbindt de drift om het imago van politici te beschermen voor uitglijders met de wil om het volk de man (of vrouw) te geven die ze verwachten: vriendelijk, open, benaderbaar. En daar zit ’em voor Romney precies de kneep, schrijft Damrosch. Hij heeft een (niet fatale) humor deficit – op zich een prachtig woord. Zo grapte hij tegenover een zaal vol ontslagen Floridianen: ‘Ik ben ook werkloos!’ De zaal lag wel dubbel, het filmpje was bewijs voor Romneys gestuntel. De bezoekers vertrokken met een glimlach, de video doet haar verwoestende werk op internet. Toch maakte Romney in 2008 de leukste grap van de campagne, volgens Damrosch:
The other day I said to my wife, ‘When you married me, did you ever, even in your wildest dreams, imagine that one day I’d be meeting with a room full of presidential kingmakers?’ She said, ‘Mitt, you weren’t in my wildest dreams.’” Romney may not have written that one himself, but he told it well enough, and for once he did seem like a regular guy.
Meer recent haalde president Obama tijdens het traditionele, jaarlijkse diner met de verzamelde pers de headlines. In zijn speech veegde hij de vloer aan met Donald Trump, net als Seth Meyers (Saturday Night Live) na hem. Nu had Trump met zijn eis dat Obama zijn geboortecertificaat moest laten zien (hij zou niet in Amerika geboren zijn, claimde de miljonair) de tegenaanvallen ook wel uitgelokt.
Verdiend of niet – het blijft makkelijk scoren over de rug van iemand in het publiek. Zeker als je de president van de Verenigde Staten bent. Al is zijn openingszin – My fellow Americans – geniaal. Obama was, uiteraard, gewoon in de VS geboren. In tegenstelling tot Bachmann (Canada) en Pawlenty (onbekend, grapt de president), Huntsman (woonde lange tijd in China). De GOP-kandidaten krijgen allemaal een veeg uit de pan. Het verklaart de populariteit van het traditionele diner – iedereen is heel even heel normaal. Heel benaderbaar en the-regular-guy. Zoals we politici het liefst zien.
Pingback: Het virus van de universele angst « ElectionDeskUSA